Judo history (Dutch)

Geschiedenis Judo
Judo is een sport voor iedereen. Voor jong en oud en voor zowel meisjes als jongens. Duizenden judoka’s beoefenen in de recreatieve sfeer met veel enthousiasme de judosport. Daarnaast is judo ook een Olympische wedstrijdsport. Wie kent onze Olympische medaillewinnaars Anton Geesink, Wim Ruska, Henk Numan, Ben Spijkers, lrene de Kok, Theo Meijer, Mark Huizinga, Claudia Zwiers en Jenny Gal niet. Veel judoka’s zijn actief in de wedstrijdsport. Zij trachten elkaar met een judoworp op de mat te werpen of hun tegenstander met behulp van een grondtechniek onder controle te krijgen. Een judoka gebruikt de kracht van zijn tegenstander om deze te overmeesteren. Judo werd door Jigoro Kano (1860-1938) ontwikkeld vanuit de traditionele Japanse vechtkunst Jiu-Jitsu. Voor de pedagoog Kano was Judo niet zomaar een sport. Hij beschouwde het vooral als een opvoedkundige methode. Door Judo leer je positief omgaan met agressie. Judo is bovendien beschaafd. Zonder je tegenstander te blesseren, leer je hem of haar te overmeesteren. Een van de belangrijkste uitspraken van Jigoro Kano luidt: ‘Judo kun je alleen maar leren door het te doen!’

Hoewel judo een typische Zen-kunst is en tegelijkertijd een filosofie, een esthetiek, een theorie en een praktijk, gebaseerd op het menselijk instinct, wordt het door het merendeel der beoefenaren niet zo gezien. In de Kodokan (= het huis waar men de Tao of Do, de filosofie van het unieke principe, leert) spreekt men er niet veel over; judo is alleen sport geworden. Het filosofische beginsel leeft echter nog sterk in Japan. Men zou judo kunnen definiëren als een eclectisch stelsel van gevechtstechnieken, die door Jigoro Kano met een opvoedkundig doel zijn samengevoegd. Gunji Koizumi beschreef judo als een wetenschap van studie van de potentiële krachten van lichaam en geest en van de manier om ze in gevechtstechnieken zo doelmatig mogelijk toe te passen. Daarom heeft het judo te maken met het bestuderen van de wetten der zwaartekracht, dynamica en mechanica, voorzover betrekking hebbend op de functie van het menselijk lichaam en de interrelatie van fysieke, mentale, emotionele en gevoelsmatige acties en reacties en is gebaseerd op een voortdurende en vlijtige training. De gevolgen, die de judotraining heeft op de staat van lichaam en geest, vormen de werkelijke waarde ervan voor ons leven; aldus Koizumi. Doelmatigheid in judo is dus wel een essentieel aspect, maar is slechts middel en niet doel.

Oorsprong en geschiedenis van jiu-jitsu en judo
Sinds zijn ontstaan heeft de mens, met instinct voor zelfbehoud, gevochten en werd daardoor geïnspireerd zijn lichamelijke vaardigheid te ontwikkelen en te verbeteren en zijn lichaamskracht zo doelmatig mogelijk te gebruiken. Bij de pogingen daartoe waren milieu en levensomstandigheden van invloed op de variaties in de ontwikkeling. Daar het doel en de lichaamsmechanica gemeenschappelijk waren, konden de resultaten niet zo geheel verschillend zijn. Zonder twijfel is dat de reden van het over de wereld verspreid aantreffen van gegevens over gevechtstechnieken, die met jiu-jitsu overeenkomen en anderzijds over het gebrek aan gegevens betreffende het ontstaan van jiu-jitsu. De verscheidene opvattingen over oorsprong en ontstaan van jiu-jitsu zijn vaak gebaseerd op verhalen over bepaalde scholen of op zeldzame en vaak niet betrouwbare manuscripten, niet alleen uit Japan,
maar ook uit China, Perzië, Egypte en Duitsland.

Voorgeschiedenis
Volgens T. Shidachi (een leerling van Jigoro Kano) is de oorsprong van jiu-jitsu niet duidelijk en is de tijd van eerste uitvoering niet bekend. Het is naar zijn mening zonder twijfel een zuiver Japanse kunst en niet afkomstig uit China, zoals ook wordt beweerd, hoewel invloed van Kempo, meegebracht door de Chinees Chin-Genpin (ca. 1659) buiten twijfel is. Het jiu-jitsu (ook wel bekend onder de namen yawara, tai-jutsu, wajutsu, komiuchi e.a.) bestond buiten het vechten met een wakizashi (een zeer kort zwaard) onder meer uit werpen, slaan, stoten (met vuist) en steken (met vingers), trappen, verwurgen, aanvallen op gewrichten (buigen en verdraaien) en het er onder houden van de tegenstander. Er zijn voldoende gegevens, die aantonen dat jiu-jitsu in Japan door de Samurai werd ontwikkeld gedurende de feodale tijd (12e -19e eeuw). Ingevolge hun positie (krijgsverrichtingen en handhaving van wet en orde) was jiu-jitsu voor hen een gemonopoliseerde training; nieuwe technieken werden zorgvuldig door hen als een familie- of schoolgeheim bewaard. Aanvankelijk moeten de technieken tamelijk primitief zijn geweest, maar in de periode van de 16e tot de 19e eeuw waren er bekwame meesters, die scholen (ryu) oprichtten, ieder naar zijn eigen opvatting met hun speciale technieken, die werden opgetekend in geheime geschriften (Densho). De oudste school is de Takenouchi-Ryu (ca. 1532), waar Kogusoku werd beoefend. De Kito-Ryu is (vermoedelijk) opgericht in het midden van de 17e eeuw door Ibaragi. Fukuno Shichiroemon was de tweede leraar; hij leerde vermoedelijk van Chin-Genpin. Op deze school werd veel aandacht besteed aan nage-waza, terwijl ook kata werden ontwikkeld. Terade van de Jikishin-Ryu had de naam judo reeds gebruikt, zoals sommige historische werken vermelden.

Andere bekende scholen waren Kiushin-Ryu, Sekiguchi-Ryu, Shibukawa-Ryu, Yoshin-Ryu en de Tenshin- Ryu. Het is opvallend, dat bijna al deze scholen zijn ontstaan in het hart van Japan. In de laatste helft van de 18e eeuw kreeg het jiu-jitsu eveneens vaste voet in diverse provincies, totdat het begon terug te lopen met de dreigende val van het feodalisme.

Japans isolement
Het eerste contact van het Westen met Japan was in 1552, toen een groep Portugezen landde op het eiland Tanegashima en vuurwapens invoerde. Tussen 1609 en 1613 werden de eerste handelsakkoorden gesloten tussen Japan, Holland, China en Engeland. Wetten van Shogun Iemitsu in 1633 verboden de Japanners zich buiten de grenzen te begeven. In 1639 werden de Portugezen verbannen en – behalve enkele Hollandse kooplieden – spoedig ook alle andere Europeanen. In 1853 ging Commodore Perry naar Japan en eerst het jaar daarop, dus in 1854, stelde Japan onder druk van Amerika de havens open voor Amerikaanse schepen, waarmede de Westerse invloed in Japan definitief zijn intrede deed. In 1867 kwam er een einde aan het feodalisme en de Shogun-regering van Tokugawa door het herstel van de keizerlijke autoriteit met de troonsbestijging door keizer Meiji. In de daarop volgende Meiji-periode met moderne opvattingen werd de Samurais een verboden groep (1871). Vele Ryu werden gesloten, sommige meesters pleegden zelfmoord, vele jongeren zochten een nieuw beroep, anderen verzamelden zich in benden en oefenden terreur uit.
Golven van reacties tegen radicale vernieuwingen brachten echter jiu-jitsu weer aan de oppervlakte, nadat het gedurende een tiental jaren vervallen was tot een relikwie van het verleden. De verdiensten werden opnieuw bezien; politie- en leger- marine-autoriteiten toonden veel belangstelling en op dat ogenblik deed judo zijn intrede.

geschiedenis van het judo_1

Voorbereidende studie (1876 – 1881)
Jigoro Kano, geboren op 28 oktober 1860 te Kikage, begon als 16-jarige te studeren aan de Keizerlijke Universiteit te Tokyo en behaalde op 21-jarige leeftijd zijn graad. Hij deed aan vele sporten, waaronder baseball en gymnastiek, doch zijn lichaamsbouw en geringe fysieke mogelijkheden stonden grote prestaties in de weg. Hij had gehoord van jiu-jitsu, een kunst waarmede de fysiek zwakkere een tegenstander met herculische krachten zelfs zou kunnen verslaan, hetgeen hem zo aantrok, dat hij in 1876 besloot jiu-jitsu te gaan beoefenen. Als gevolg van de gewijzigde sociale omstandigheden in de Meiji-periode ( zoals eerder vermeld) kostte het Jigoro Kano veel moeite goede leermeesters te vinden. Hij studeerde bij H. Fukuda en M. Iso op de Tenshin- Shinyo-Ryu en ging na de dood van M. Iso over naar de Kito-Ryu. Als resultaat van zijn studie van sumo en Europees worstelen introduceerde Kano de gata-guruma. Daarna ontwikkelde hij de koshi-waza. Niet tevreden ging hij door met onderzoeken, combineren, elimineren en systematiseren en introduceerde hij zijn ashi-waza. Na 1900, als gevolg van overwinningen van de jiu-jitsu-vechter Tanabe in katame-waza, gaf hij daaraan grote aandacht; voordien had tachi-waza de voorkeur. Kano kwam tot de conclusie, dat het jiu-jitsu van de diverse Ryu veel goeds had, doch lang niet volmaakt was; bovendien was de beoefening van het jiu-jitsu volgens de oude stijl feitelijk een harde, op vernietiging gerichte, gevechtskunst. Na een grondige vergelijkende studie creëerde hij een nieuw systeem voor lichamelijke opvoeding en geestelijke vorming, waarin het wedstrijdelement een wezenlijk onderdeel bleef, doch nooit hoofdzaak mocht zijn. Het doel was het streven naar een volmaakte harmonie van lichaam en geest door toepassing van het principe “doelmatig gebruik van energie, zowel geestelijk als lichamelijk”. Kano noemde het JUDO, ervan uitgaande dat het niet alleen ging om Jutsu (= kunst, praktijk), maar vooral om Do (Chinees Tao = weg/principe).

Oprichting Kodokan (1882)
Toen professor Jigoro Kano besloot zijn concept in de praktijk te brengen leefde hij in de Boeddhistische tempel Eishoji. Als eerste stap inviteerde hij enige studenten van het Gakushuin College, waar hij docent was en van de Kobun Gakuin, zijn privé-school voor Engels. Hij gebruikte zijn eigen kamer van 12 tatamis (5,49 x 3,66 meter). Zo werd de Kodokan opgericht in 1882. De Kodokan begon in de loop van dat jaar met 22 leerlingen, waarvan er vier beroemd werden: T. Tomita – de eerste leerling van Jigoro Kano; Y. Yamashita – die het judo in de V.S. bracht (1903) en o.a. als leerling had president Theodore Roosevelt; S. Yokohama – die met zijn enorme techniek en kracht in de wedstrijden tegen de jiu-jitsu-ryu de bijnaam “de duivel” (Oni) kreeg; S. Saigo – die met zijn yama-arashi opzien baarde. Kano zocht geen publiciteit bij zijn studie van het judo en gebood zijn leerlingen om gevechten met andere scholen te vermijden. Na enkele provocerende uitdagingen, die uitliepen op duidelijke overwinningen van S. Saigo en T. Tomita op hun tegenstanders, kon een openlijke confrontatie niet langer uitblijven

geschiedenis van het judo_2

Erkenning Kodokan (1886)
Op een door de nieuwe hoofdcommissaris Mishima speciaal bijeengeroepen toernooi op 10 juni 1886 op het hoofdbureau van politie te Tokyo kwam het Kodokan-team te staan tegenover 15 bekende jiu-jitsu-vechters. Het Kodokan-judo bewees zijn superioriteit door in die ontmoeting 15 overwinningen te behalen en 2 onbesliste partijen te maken. Dat eclatante succes en andere opmerkelijke resultaten veranderden de publieke opinie tenslotte ten gunste van het judo en gaf daaraan een hechte basis. Jiu-jitsu-scholen bestaan nog steeds in Japan, maar hun conservatisme en dogmatisch individualisme houden hen in een statische positie, overschaduwd door het steeds progressieve judo. In augustus 1888 verklaarde Jigoro Kano: “In onze Kodokan hebben wij een geheel nieuwe kunst ontwikkeld, onafhankelijk van al de oude Ryu; wij hebben slechts basiselementen van die scholen gebruikt. Daarom noemen wij onze kunst eenvoudig Kodokan-judo en niet school “zo” of “zo”. Iedere school heeft zijn geschiedenis en ontwikkeling. Kodokan-judo heeft geen oorsprong; het is uniek in de wereld”.

Verspreiding van het judo
In 1889 ging Jigoro Kano naar Europa om daar de methoden van onderwijs te bestuderen. Naast enige professoraten bekleedde hij diverse functies in de sector van het onderwijs. Op 26 februari 1899 arriveerde Yukio-Tani in Londen, gevolgd door S.K. Uyenishi in 1900, Taro Mikaye enige jaren later en Aiktaro Ohno in 1905. In mei 1906 arriveerde de later zo bekend geworden Gunji Koizumi, die in 1918 met Y. Tani de “Budokwai” oprichtte. Met uitzondering van de twee laatstgenoemden waren in 1911 allen weer uit Engeland verdwenen. In 1903 ging Y. Yamashita naar de V.S. en gaf ondermeer onderricht aan president Theodore Roosevelt. Enkele Engelsen en Fransen trainden in de Kodokan en brachten de kennis mee naar hun land. In Japan werd rond 1900 het judo op de middelbare scholen en de universiteiten ingevoerd als onderdeel van de lichamelijke opvoeding.

Reorganisatie Kodokan (1909)
Het onderricht in die tijd werd als een soort “zending” beschouwd; leerlingen werden toegelaten voor de nominale kosten of gratis en in sommige gevallen kregen zij zelfs kost en inwoning. De Kodokan maakte geen kosten en de kleding werd gratis geleverd. Toen professor Jigoro Kano nog vrijgezel was waren zijn persoonlijke uitgaven gering, maar de onderhoudskosten van de Kodokan en de Bobunkan, alsmede de voeding van diverse van zijn leerlingen, werden niet gedekt door zijn inkomen. Daarom moest hij vaak vertaalwerk (uit het Engels) aannemen om de tekorten te kunnen opvangen. Toen dat niet langer ging besloot Jigoro Kano tot reorganisatie en in mei 1909 werd bij de Kodokan voor het eerst inschrijfgeld en contributie geheven. De leiding werd verzorgd door een uitgebreide staf. In 1911 werd een afdeling “opleiding judoleraren” opgericht, die nu niet meer als zodanig bestaat.

Begin huidige ontwikkeling (1922)
In 1922 voltooide Jigoro Kano zijn systeem met ondermeer katame-waza. De “Kodokan Raad van Yudansha” werd ingesteld en de “Kodokan Culturele Gemeenschap” werd gevestigd met de leuzen jita ky?ei (gemeenschappelijk welzijn, letterlijk: gezamenlijke bloei voor jezelf en anderen) en seiryoku zen’y? (maximale doelmatigheid, letterlijk: een goede inzet van mentale kracht).

geschiedenis van het judo_4

geschiedenis van het judo_3

In 1909 werd professor Jigoro Kano lid van het “Internationaal Olympisch Comité” en bezocht, beginnend met de 5e Olympische Spelen in Stockholm (1912) alle volgende Olympische Spelen, waaronder de 9e in Amsterdam in 1928. Toen hij daarvan terugkwam had hij voor het eerst hoop, dat judo eens op de Olympische Spelen zou komen. Op de I.O.C.-vergadering in 1938 te Cairo slaagde de Shihan erin Tokyo aangewezen te krijgen voor het houden van de 12e Olympische Spelen. Dat was het laatste wat deze opmerkelijke man, klein van stuk, maar van uitzonderlijk formaat op velerlei gebied, voor de internationale sport kon doen. Deze “vader” van de lichamelijke opvoeding en de sport in Japan en grondlegger van het judo overleed aan longontsteking op de terugreis van Cairo naar Japan aan boord van het S.S. “Hikawa Maru” op 4 mei 1938. De onbeschreven periode (1938 – 1945) Na het plotseling overlijden van professor Jigoro Kano werd N. Jiro de tweede president van de Kodokan (1938 – 1946). Door de omstandigheden van de Tweede wereldoorlog kreeg het judo een ernstige terugslag, niet alleen in Japan, maar ook elders in de wereld.

geschiedenis van het judo_5

Herleving van het judo
Na de oorlog steeg het enthousiasme voor judo hoog door geheel Japan. De eerste judokampioenschappen werden gehouden in 1948. De “All Japan Judo Association” werd opgericht in 1949. In Europa werd de “Europese Judo Unie” (E.J.U.) (weer) opgericht in 1948 en de “Internationale Judo Federatie” (I.J.F.) kwam tot stand in 1953. Als gevolg daarvan werden in Tokyo de eerste Wereldkampioenschappen judo gehouden in 1956 en de tweede in 1958. Bij de 3e Wereldkampioenschappen in 1961 werd de Japanse wedstrijdhegemonie in Parijs doorbroken door Anton Geesink, die aldaar wereldkampioen judo werd, in 1964 Olympisch goud (alle categorieën) verwierf in Tokyo en zijn tweede wereldtitel (zwaargewicht) behaalde in 1965 in Rio de Janeiro. Willem Ruska prolongeerde die Nederlandse successen door zijn wereldkampioenschap zwaargewicht in 1967 in Salt Lake City en in 1971 in Ludwigshafen (zwaargewicht) en dan nog eens tweemaal goud (zwaargewicht en alle categorieën) bij de Olympische Spelen in 1972 in München.